21/26 Swolgen - Venlo (21,1 km)

19 november 2014:

"...door de onoverbrugbare ‘grens’ hebben we geen oog meer voor elkaar."

Het bed is heerlijk warm als ik wakker wordt ‘gepiept’ door het ijskoude geluid van mijn ‘wek-installatie’. Hoewel ik veel zin heb in deze wandeldag verlaat ik toch enigszins met tegenzin mijn warme ‘nestje’. Een beetje rillerig stap ik zo de koude dag in, waar de winter zich al stilletjes aankondigt. Tijdens mijn ontbijt zet ik in gedachten het koude karakter van de dag af tegen de huidige toestand in de wereld. “Wat is het toch een ‘koude wereld’.”; is mijn eerste conclusie. De nieuws-berichten van de afgelopen dagen sporen nou niet bepaald aan tot ‘warme gedachten’ over onze aarde. Het wereldwijde geweld neemt hand over hand toe en zelfs een kinderfeest in eigen land wordt ziekelijk verstoord. En zo creeëren we steeds meer onze eigen ‘gesloten wereldjes’, waar nauwelijks nog ruimte is voor de medemens. En in plaats van ‘onze grenzen naar elkaar toe’ te openen gooien we ze steeds verder dicht. “Wat een triest begin van de dag eigenlijk.”; besef ik ineens.

De eerste kop koffie warmt mijn lichaam weer wat op. Vanaf de ontbijttafel kijk ik naar buiten de nog donkere ochtend in. M’n rugzak is snel ingepakt en een laatste blik op teletekst bevestigen de ‘gesloten wereldjes’ waar we zo hard aan ’t werken zijn. Ik neem mij voor om er enige afstand van te nemen tijdens deze wandeldag en mijn ogen meer de schoonheid van ‘De Tuin’ te gunnen. “Dat wordt nog een hele klus.”; bedenk ik bij mezelf. Opnieuw vertrek ik met de eerste trein vanuit Landgraaf voor mijn 21e Pieterpad avontuur richting station Venray, waar mijn aanlooproute van 9,3 km begint. De treinen rijden lekker op tijd en ja hoor, mijn collega’s hebben hun zaakjes alweer netjes voor elkaar. Ik ben telkens weer blij als ik bij mijn overstap een hartelijke groet krijg van de collega’s. Deze keer wordt ik hartelijk onthaald door de collega’s Fred en Claudia. “Ga maar lekker ergens liggen,… oh, en eh, welterusten..”; is de tip die Fred mij influistert. Op het moment dat de trein in beweging komt lig ik allang achterover in een eerste klasse stoel, met mijn Pieterpadboekje in de hand.

Het is een ‘stevige’ etappe die ik vandaag voor m’n kiezen krijg. Veel bos met zandpaden bezaaid met herfstbladeren, en de nodige modder -en graspaden zullen de wandeling niet al te gemakkelijk maken. “Ik kan wel wat hebben!”; zo overtuig ik mezelf van een goede afloop. Mooi op tijd stap ik in Venray de ochtendschemering binnen, die snel plaatsmaakt voor de grijze tinten aan het ‘hemelse uitspansel’. Tijdens mijn aanlooproute passeer ik de plaatsjes Oirlo en Tienray. In Oirlo zorgt een kleine witte kapel voor de eerste ‘warme wandelgevoelens’ in de verder koud aanvoelende ochtendlucht. Iets verderop, langs een weiland, verdwijnt een Veoliatrein uit het zicht. Het duurt niet lang of ik sta aan de rand van Tienray, ook wel ‘Het kleine Lourdes’ genoemd. De eerste ontmoeting met Tienray is de zogeheten ‘Buitenkruisweg’, waar mensen in de openlucht de kruisweg van Jezus kunnen volgen.

Voor mij betekent zo’n ‘kruisweg’ telkens weer een confrontatie met mijzelf. Natuurlijk, ook de confrontatie met het ‘lijdenspad’ van mijn Verlosser, maar zeker ook met het ‘levenspad’ dat ìk mag ‘bewandelen’. En ‘mijn’ pad is anders als dat van iemand anders. Ieder bewandeld z’n eigen pad. Een klein tekstbordje, op een afgezaagde boomstam, geeft dit mooi weer: ‘Welkom. Op jouw pad met, jouw kunst, jouw bezinning, jouw inspiratie.’ Een mooie bewoording dat iedereen zichzelf mag zijn in de wereld, welkom geheten door ‘De Tuinman’. De route door Tienray brengt mij langs het wegkruis dat geplaatst werd door ‘Rutten Gradus’, voor zijn ernstig zieke zoon Jacob. Hoewel ik niet achter de afloop van het verhaal kom, spoort het wel aan tot nadenken, als je ‘jouw hulproep’ alleen nog maar kunt toevertrouwen aan je ‘Schepper’. Het stemt mij triest als ik lees dat het oorspronkelijke kruis voor de zieke Jacob eind zestiger jaren plotseling is verdwenen. Blijkbaar vonden anderen deze ‘hulproep’ onzinnig, waarmee zij wellicht alle hoop van ‘Rutten Gradus’ hebben laten verdampen. “Over een koude wereld gesproken.”; is mijn verdrietige gedachte.

Een kleine herdenkingsplek, bij het uitlopen van Tienray, helpt mij over mijn verdrietige moment heen. De tekst op een marmeren zuil leert mij wederom dat er altijd iemand is die je wil troosten: ‘Ik troost je en bescherm je, bij Mij vind je een evenwicht. Mijn kind, Ik draag je door het donker naar het licht.’ Ik neem plaats op het bankje bij de marmeren zuil en hul mij even in een korte stilte. Niet veel later loop ik de straatjes van Swolgen binnen, waar mijn Pieterpadetappe van vandaag begint. Via een beklinkerd straatje langs de kerk ben ik alweer snel aan de rand van de andere kant van Swolgen. Na het passeren van enkele mooie vakwerkhuisjes, mooi aangekleed met knotwilgen, sta ik aan de grens met de ‘Swolgender Heide’. Het eerste modderige zandpad dient zich aan en ik ‘zwabber’ mij een weg richting het bos.

In het bos wordt ik verwelkomd door twee vriendelijke honden die even aandacht nodig hebben. Enkele tientallen meters erachteraan komen de ‘baasjes’ van de twee. Een man en vrouw aan de wandel. We begroeten elkaar en komen in een kort gesprek. Het gesprek leert dat er wederzijds aandacht is voor de Bijbel. Wij zijn het er met elkaar snel over eens dat de wereld niet meer zo is als die is bedoeld. We ‘keuvelen’ nog wat en nemen met een vriendelijke groet afscheid van elkaar. Door de bossen van de ‘Swolgender Heide’ zet ik via de herfstachtige zandpaden koers richting het natuurreservaat ‘Schuitwater’. Via een houten klaphekje wandel ik het gebied binnen, dat toegankelijk is gemaakt door middel van ‘planken vlonders’. Bij een grotere vijver sta ik even stil en neem de ‘intense stilte’ in me op. Het is alsof ik in een of ander sprookje terecht ben gekomen, waar ieder moment, in mijn geval, een prinses op een wit paard uit het niets kan opduiken. Iets verderop, bij het buurtschap ‘Zwaanenheike’ wordt ik uit m’n droom verlost als ik oog in oog sta met een enorme gespierde ‘Belgische Knol’. Zijn ‘witte glans’ is vervangen in een toepasselijk grijs van de omgeving.

Ik wandel verder over de ‘Houthuizerheide’ met een fraai uitzicht over een polder, waar ik in de verte een oud Hollandse molen mag aanschouwen. Op de boerenakkers die ik passeer is het een drukte van belang. De boeren zijn volop bezig hun landerijen ‘winterklaar’ te maken. Ik bedenk dat dit ook wel iets bijzonders heeft, want het was ‘vanaf den beginne’ ook de bedoeling dat ‘het land’ bewerkt zou worden, zodat het ons ‘tot spijze’ zou dienen. Ik mag het hier rondom ‘Houthuizen’ ‘live’ meemaken. Bij de passage van ‘Houthuizen’ stuit ik op de ‘Buurtkapel’ van het buurtschap. Het is een eenvoudige kapel die uit dankbaarheid, dat de buurtschap goed de oorlog was doorgekomen, in mei 1948 is opgericht. Opvallend detail hierin is dat er in het buurtschap geen enkele dode of gewonde is gevallen, ten tijde van de Tweede Wereldloorlog. Tegenwoordig zouden we misschien van ‘geluk’ spreken in zo’n geval, maar deze bewoners uitten op een mooie manier hun dankbaarheid aan de zegen die hen ten deel viel.

Op een houten bankje wordt het tijd voor een korte pauze en kijk ik uit over de pittoreske weilanden nabij de ‘Molenbeek van Lottum’. Hier op een plek van rust en vrede gaan mijn gedachten terug naar de vroege ochtend. Mijn voornemen om mijn ogen de schoonheid van ‘De Tuin’ te gunnen krijgt hier gestalte in de pracht van de vele herfstkleuren rondom de weilanden. Ik vervolg de wandeling langs een weiland met twee ezels die zich tegoed doen aan verse winterwortelen. “’mmm, wortelenstampot, daar had ik ook wel zin in.”; mompel ik een beetje jaloers. Richting ‘Broekeind’ passeer ik een mooie oude beukenlaan en verwonder ik mij over het ‘stralende rood’ van de herfst in een van de voortuinen van de bewoners. Na ‘Huys Kaldenbroek’ wandel ik over het officiële ‘Aspergepad’ in de richting van ‘Grubbenvorst’.

De eerste ontmoeting in Grubbenvorst heb ik met de ‘St.Annakapel’. Van origine kwamen in deze kapel rond 1880 dagelijks arme mensen bijeen, die regelmatig een warm pannetje met eten kregen van de zusters ‘Ursulinen’. “Misschien een voorloper van de huidige voedselbank”; zo bedenk ik. Het geeft mij in ieder geval een warme gedachte dat op zo’n manier mensen worden voorzien van hun eerste behoefte,… eten. De zusters van ‘Ursulinen’ kookten overigens zo goed dat de arme mensen van toen na de maaltijd een dutje bleven doen in het kapelletje. Dat vonden de zusters weer niet zo’n goed idee, waarop zij de kapel hebben afgebroken. Het verhaal verder lezende overvalt mij de gedachte; “Wat zijn wij mensen toch een raar volkje. Het bevalt ons niet, dus breken we de boel maar weer af.” Eigenlijk is het gewoon een vorm van ‘het dichtgooien van de eigen grenzen’ en het creeëren van een eigen ‘gesloten wereldje’. “Wat hebben wij toch met grenzen?”; vraag ik mij verwonderd af.

Langs het échte ‘Ursulinenklooster’ wandel ik Grubbenvorst binnen. Op een open plantsoen bewonder ik het monument dat dienst doet als een hommage aan ‘het witte goud’, de asperge. Tegenover het plantsoen kan ik mijn ‘technische oog’ overgeven aan het ‘Carillon en Torenuurwerk met slagklok’. Een stukje antiek technisch vernuft dat het hart van iedere ‘techneut’ sneller laat slaan. Nu, amper 59 jaar later worden klokken op geheel andere wijze aangedreven. Het is voor mij een beeld hoe verbijsterend snel de huidige technische ontwikkelingen zich voortzetten, waarbij we ons mogen afvragen of die de mensheid wel écht dienen. Het heimwee naar vervlogen technieken wordt mij al snel duidelijk als ik mijzelf op de gevoelige plaat zet bij ‘De Plaggehouwer’ van Grubbenvorst. Met een ode in het dialect : ‘Iert Grubbevors ieuwig zien bestaon’, de Plaggenhouwer ‘D’n tied is um veurbeej gegaon, ut plagge houwe is al lang gedaon’. Door deze ‘Limburgse’ woorden heen klinkt een dramatisch verlangen naar ‘oude tijden’ waar we nog tijd hadden voor elkaar… en gelukkig waren met eenvoudige dingen.

Op het oude dorpplein sta ik stil bij het plaatselijk oorlogsmonument. Opnieuw een dierbare herinnering aan hen die hun leven lieten in een bittere strijd. Op het monument staan de namen te lezen van hen die vielen. Ook herinnert het monument aan de ‘onbekende geallieerde militairen’ die hun leven gaven voor de bevrijding van Nederland. Het is een prachtige blijk van waardering aan hen wiens namen nooit bekend zijn geworden maar die toch hebben gestreden. Namen die wij nooit te weten zullen komen, maar waarvan we mogen weten dat ze zijn opgetekend in ‘het Boek des levens’, in de hoop hen ooit weer te ontmoeten. Ik wandel verder langs het dorpsplein en het kerkgebouw richting het veerpont over de Maas. Een marmeren zuil verklapt de waterstand van het hoge water van de Maas in 1815. Als ik dat ‘plaatje’ in mij opneem besef ik de hoogte van het water pas echt en vooral de impact die dit gehad heeft voor de bewoners van Grubbenvorst. Rampzalig…

Eenmaal bij de oever van de Maas stap ik direct op het veerpont voor de overtocht naar ‘Velden’. Voor slechts € 0,20 stap ik op de andere oever voor het vervolg van mijn wandeling. Ik neem vanaf een betonnen zuiltje nog een kijkje over de Maas en zet de pas er weer in over de dijk langs ‘Velden’. Een nogal grijs polderlandschap, met zanderige en drassige paden, strekt zich voor mij uit. Ik passeer een heel klein kapelletje om via een houten klaphekje de ‘Maascorridor’ in te wandelen. Ik slalom door een buitengewoon nat graslandschap waar de koeien de nodige ‘sporen’ hebben achtergelaten. Het schuiven en glijden door het gras doen mijn spieren geen goed en ik bemerk wat pijnscheutjes in m’n liezen en heupen. Met Venlo in ’t zicht weet ik echter dat het ‘glibberen’ snel voorbij zal zijn.

Onder de autobaan A67 door mag ik de Maas van heel dichtbij bekijken. Het is een vreemd contrast. Aan mijn kant de mooie natuurrijke oevers van de Maas, aan de andere kant het industriële ‘containerlandschap’ die de horizon ontsiert van haar schoonheid. Daar tussenin stroomt de Maas, als een soort onoverbrugbare kloof tussen twee werelden. De ene wereld mooi en ‘warm’, de andere wereld lelijk en ‘koud’. En door de onoverbrugbare ‘grens’ hebben we geen oog meer voor elkaar. Via opnieuw een houten klaphekje verlaat ik de ‘Maascorridor’ met schuin rechts voor mij de ‘skyline’ van Venlo. Ik passeer de kapel van Genooi om via een wat drukkere verkeersweg Venlo te bereiken. Via een klein stadsparkje wandel ik de straten van het centrum van Venlo in. Langs oude statige en historische bouwwerken baan ik mij een weg door een met fietsen bezaaide stad. En alweer begrijp ik er niets van, dat je je opgeknapte stad zo laat ‘vervuilen’. Slechts één klein straatje heeft nog iets van het echte oude nostalgische karakter van een oude stad. Het is 14.45 uur als ik het voorplein van station Venlo bereik. Mooi op tijd voor mijn trein van 15.04 uur naar huis.

Eenmaal in de trein gaat al snel mijn MP3-speler aan en laat ik rustige muziektonen toe tot mijn oren. In het besef dat ik mocht genieten van ‘De Tuin’ luister ik naar het “No Frontiers” van de Ierse zangeres Mary Black. Als de tekst tot mij doordringt besef ik de diepere betekenis van de woorden. ‘Heaven has no frontiers, and I see heaven in your eyes.’; de hemel heeft geen grenzen, en ik zie de hemel in jou ogen. Wat een prachtige tegenstelling tegenover onze vaak ‘gesloten wereldjes’ en ‘onoverbrugbare grenzen’. Willen we onze ‘gesloten wereldjes’ en onze ‘onoverbrugbare grenzen’ openstellen voor onze medemens, dan zullen we naar elkaar moeten kijken als door de ogen van de hemel. Daar waar geen grenzen zijn, geen haat is en geen vooroordelen zijn. Dan ontstaan ‘open wereldjes’ waar grenzen écht overbodig zijn. Misschien is het een té grote droom, maar alleen zo kunnen we onze ‘koude wereld’ veranderen in een ‘warm nestje’ om te wonen.

 

volgende etappe >>