27 november 2014:
"Een ‘heimwee-achtige’ knuffel is mijn deel...."
Vandaag kan ik een uurtje later op pad dan mijn eerdere etappes. Venlo ligt al bijna naast de deur. Het uurtje langer slaap heeft echter de pijn in mijn rug, die ik op onverklaarbare wijze heb opgedaan, niet helemaal kunnen verzachten. “Komt wel goed, schatje.”; spreek ik mezelf moed in. De weersberichten stellen daarnaast ook nog een regenachtige dag in het vooruitzicht. “Nou, dat zijn niet de twee mooiste ingrediënten om je wandeldag te beginnen.”; stel ik enigszins pessimistisch vast. Vanwege mijn pijnlijke rug krijg ik met veel moeite mijn wandelsokken aangetrokken. “Pfff…”; is mijn diepe zucht als het uiteindelijk is gelukt.
Ondanks de stroeve start heb ik enorm veel zin in deze wandeldag. Het wordt een etappe van een ‘vernieuwde ontmoeting’. Na lange tijd heb ik een ontmoeting gepland met mijn Venlose collega conducteur, vriendin en ‘zuster in de Heer’, Veronica. “Wat ‘social media’ niet al teweeg brengt.”; bedenk ik vanaf de ontbijttafel. Onze laatste ontmoeting hadden we tijdens een landelijke herinstructiedag in Eindhoven. Uitgerekend op die dag, zo’n twee jaar geleden, werden alle emoties met de ziekte van mijn vrouw mij teveel. Ik klapte dicht, brak in tranen uit en verliet, na overleg met mijn manager, de herinstructiedag. Nadien heb ik Veronica niet meer ontmoet. Het Pieterpad passeert in Tegelen zo’n 400 meter van haar voordeur. Dus een mooie gelegenheid om het pad eventjes te verlaten en mijn vriendin op te zoeken.
Als ik plaatsneem in de trein van even na zevenen schiet de pijn in m’n rug er weer in. “Laat ik er maar het beste van maken.”; is mijn opvatting. Bij mijn overstap in Roermond krijg ik nog een vriendelijke wandelgroet van collega Roger. Amper drie kwartier later sta ik op een zo goed als verlaten plein aan de voorzijde van station Venlo. De ontmoeting met Venlo is koud en grijs, alsof de stad wil zeggen; “Laat me maar even….” “Hebben wij mensen dat niet ook op z’n tijd?”; zo bedenk ik opeens. Ieder mens heeft het nodig om zo nu en dan met rust gelaten te ‘worden’. “Iemand die zegt dat het niet zo is bedriegt zichzelf.”; zo ben ik overtuigd. Met rust gelaten ‘worden’, wil zeggen dat ‘anderen’, graag of niet, jou soms even moeten ‘loslaten’, om jou de tijd te geven weer even tot jezelf te komen of zodat je jou ‘levensomstandigheden’ een plek kunt geven. Hoewel goed bedoeld, maar soms ‘claimen’ we elkaar téveel.
Zo laat ik Venlo lekker met rust en verlaat via het busplein en langs het rangeeremplacement het koude en grijze stationsplein. Via de Onderste Molenweg bereik ik de rand van de stad en verschijnen er zowaar enkele vale blauwe luchten aan de horizon. Over een fietspad, bezaaid met de kleuren van de herfst, verlaat ik de stad. Als een soort voorbode van het Zuid-Limburgse land passeer ik een fraai houten wegkruis. “Thuis komt dichterbij.”; bedenk ik, en krijg er zelfs een koude rilling van. Ik overdenk dat eigenlijk heel veel mensen dat hebben. Zodra het woordje ‘thuis’ opduikt, er bij iedereen wel iets van emotie loskomt. Het stemt mij ook weer somber, als ik bedenk dat er ook veel mensen zijn die niet eens een ‘thuis’ hebben. Ik vraag me zelfs even af welke emoties deze mensen zouden hebben bij,… ‘thuis’?
Bij de ‘Onderste en Bovenste Molen’ betreedt ik, via een houten klaphekje, de ‘Jammerdaalsche Heide’. Een gebied ontstaan door klei –en zandwinning, waardoor een gevarieerd gebied is ontstaan met steile hellingen. De kwelwaterplassen zorgen voor een natuurrijk landschap die ‘de Tuin’ extra aanzien geven. Ik wandel over een ‘herfstachtige deken’ met mooie doorkijkjes over de weilanden richting Tegelen. Langs een ‘Trappisten Abdij’ met een lange rechte beukenlaan komt de ontmoeting met Veronica steeds dichterbij. Na de passage van het bekende speelpark ‘Klein Zwitserland’ doorkruis ik een klein dierenparkje en sta ik om tien uur ’s ochtends oog in oog met mijn ‘zuster in de Heer’. Een ‘heimwee-achtige’ knuffel is mijn deel als ik over de drempel van de voordeur stap. De eerste gedachte die bij me opkomt is; “Hier kan geen enkele social media tegenop!”
Onder het genot van een kopje koffie en met beiden een Limburgse mini vlaai onder de neus praten we de twee gemiste jaren aan elkaar. Het is duidelijk dat we elkaar gemist hebben. Na zo’n twee uurtjes besluiten we het gesprek met het voornemen om elkaar op niet al te lange termijn opnieuw te ontmoeten. Als ik me opmaak voor het vervolg van de wandeling krijg ik nog een versnapering in m’n handen geduwd. “Veur ongerweag.”; lacht Veronica vriendelijk. Aan de voordeur nemen we, opnieuw met een hartelijke knuffel, afscheid van elkaar. Met een uitzwaaiende Veronica achterlatend stap ik met een opgelucht gevoel weer de ‘wijde wereld’ van het Pieterpad binnen. Vanaf het dierenparkje trek ik het heidegebied ‘Holtmuhle’ in.
Het heidegebied kenmerkt zich door drassige bospaden, mooie doorkijkjes over de akkers en diverse soorten mossen. De herfst geeft het gebied weliswaar iets sombers maar ik zie er toch de schoonheid van in. De vale blauwe luchten hebben plaatsgemaakt voor dreigende donkergrijze regenwolken. Bij de passage van een kruispunt, met een oude houten wegwijzer, voel ik de eerste regendruppels in m’n gezicht. Niet snel daarna heb ik m’n regenjasje al aan en is de paraplu opgestoken. Over een lang recht bospad bereik ik een ander gedeelte van de ‘Holtmuhle’ waar ik een mooi uitzicht heb over ‘Hühnerkamp’, een mooi gras -en heideveld. Na café de ‘Maalbekerhöhe’ struin ik door de hellingbossen vlakbij het plaatsje ‘Belfeld’, waar ik in eerdere jaren al vaker officiële wandeltochten heb gelopen. Aan de Duitse kant van de grens baan ik mij, al klimmend en dalend, een weg richting het grote ‘Brachter Wald’.
De regen valt gestaag en ik begin na te denken over een rustpauze. “Waar in hemelsnaam kun je in dit bos ergens even schuilen en rusten?”; vraag ik mij enigszins zorgelijk af. Ik heb mijn gedachte nog niet goed en wel afgerond of ik sta, midden in het bos, voor een prachtige Duitse houten ‘schuilhut’. “Deutsche Gründlichkeit!”; zo noem ik dit ‘toeval’ lacherig. Ik ontdoe mij in de droge hut van mijn rugzak en regenjasje en schenk mezelf een warme kop koffie in. Richting de fotocamera steek ik een dikke duim op voor Veronica’s worstebroodje. In gestrekte draf passeert op dat moment een ruiter te paard. “Guten tag.”; hoor ik vanaf de rug van het statige dier. “Hallo!”; roep ik nog, maar ruiter en paard zijn al uit ’t zicht verdwenen. Na mijn rustmoment dartel ik over brede bospaden verder langs de Duitse grens.
In de verte zie ik een grote groep wandelaars, luidruchtig pratend, op me af komen. Het is een Duitse ‘ouderen wandelgroep’, die hun ‘sociale contacten’ op geheel eigen wijze invullen. ”Guten tag.”, ”guten tag.”, ”guten tag.”, ”guten tag……”; krijg ik van de vriendelijke wandelaars te horen. Ik groet hen terug met; “Guten tag zuzammen.” Als ik me omdraai verdwijnt de groep langzaam uit ’t zicht, het gemompel verstomd en ik,………. begeef me weer in eenzame stilte op het brede bospad. “Wat een contrast.”; zo overdenk ik. Een groep mensen die hun sociale contacten gezamenlijk willen beleven en ik die, in onbereikbaarheid en stilte, juist even de ‘claimen’ van de wereld wil loslaten. Als ik terugdenk aan de ontmoeting met Veronica bedenk ik dat het invullen van onze sociale contacten een kwestie is van de juiste balans daarin te vinden. “Wanneer maak je tijd vrij voor échte sociale contacten, wanneer en vooral hoe vaak gebruik je social media en wanneer zorg je voor je eigen rust?”; zijn de vragen die in me opkomen. Een pasklaar antwoord kan ik niet meteen bedenken. Met de ontmoeting met Veronica in het achterhoofd weet ik wel dat échte sociale contacten nóóit door ‘social media’ kunnen worden vervangen. En rust geeft ‘social media’ al evenmin.
Ik passeer een stevige houten zitbank en bereik de ‘Witte Stein’, een grensovergang met overblijfselen van een vroegere bloeiende grenscultuur. Het café-restaurant biedt een wat troosteloze aanblik. Iets verderop staat op een bordje van de plaatselijke atletiekvereniging de slogan ‘vrijheid/blijheid’. Ik vind het een rare combinatie, de troosteloze omgeving en de slogan, die op deze plek iets suggereren wat er niet is te vinden. Bij het betreden van de ‘Prinsendijk’ geven een open landschap en een zitbank om te rusten mij in ieder geval ‘mijn gevoel’ van ‘vrijheid/blijheid’ terug. Ik bereik de ‘Meerlebroek’, een nieuw natuurgebied dat ter compensatie is aangelegd van de A73. Als ik m’n armen te ruste leg op een houten poortje, en een weidse blik richt over de waterplassen van de ‘Meerlebroek’, wordt ik pas écht geconfronteerd met het fenomeen ‘vrijheid’.
In de verte valt mijn oog op een buizerd die hoog in een kale boom is neergestreken. Al zo vaak heb ik buizerds gezien, maar deze zit er bijna op te wachten om gefotografeerd te worden. Ik waag het erop en zoom in op de majestieuze roofvogel. Ik ‘schiet’ een plaatje en zoom nog iets verder in. Precies op dat moment strekt de buizerd z’n vleugels, om met krachtige klappen de kale boom te verlaten. Ik aarzel geen moment en leg het schouwspel vast op de gevoelige plaat. Ik ben zo blij als een kind als ik het resultaat van mijn ‘shoot’ op mijn camera terugbekijk. “Als vrijheid een beeld zou hebben, dan is het wel dit.”; fluister ik mijzelf toe. Luttele seconden later is het tafereel voorbij en is de buizerd uit ’t zicht verdwenen. Langs de randen van het ‘Diergardtscher Wald’ vervolg ik mijn wandeling.
Via een steile klim door ‘het wald’ en de passage van herberg ‘De Bos’ betreedt ik het ‘Swalmdal’. Via enkele bospaadjes sta ik al snel aan de oevers van het snelstromende meanderende riviertje ‘De Swalm’. De regen, die nog steeds gestaag valt, geeft het waterige landschap iets betoverends. De regendruppels die op takken en poortjes blijven hangen, de rustig grazende paarden en het geruis van het stromende water bezorgen mij een niet te beschrijven ‘vrijheid/blijheid’ gevoel. Zelfs m’n pet gaat af en ik geef de regen de ruimte mijn gezicht te strelen. Er ontstaat in mij een dankbaar gevoel dat ik ‘De Tuin’ ook op deze manier mag beleven.
Ik passeer pension ‘Groenewoud’ en krijg al snel de eerste huizen van ‘Swalmen’ te zien. Alvorens Swalmen binnen te wandelen doorkruis ik eerst nog het kleine natuurgebied ‘Kerkebroek’. Een prachtig stukje ‘Swalmdal’ in de dichte nabijheid van het dorp. Op een houten brug verwen ik mijn ogen nogmaals met dit kleine stukje ‘Tuin’ en wandel ik via een smal graspaadje richting het centrum van Swalmen. Uiteraard is de kerk het eerste wat in mijn zichtsveld komt als ik het centrum benader. Nog twee keer steek ik het snelstromende riviertje over en sta ik oog in oog met de ‘Heilige Lambertus’. “Nee dank je, geen knuffel.”; laat ik het beeldje weten. Het kleine dorpsplein, waar mijn etappe eindigt, wordt enigszins ontsiert door enkele taxibusjes, die wachten op een groepje mensen die iets nuttigen in het plaatselijke restaurant. Eetcafé ‘‘t Muldershoes’ nodigt me van de buitenkant uit, maar helaas is het gesloten. Na de uitlooproute van 0,7 km kom ik om 16.05 uur aan op het schemerige station van Swalmen waar, ook hier, het oude stationsgebouw een trieste en verwaarloosde aanblik geeft.
Eenmaal in de trein terug naar huis gaan mijn gedachten terug naar de ontmoeting met Veronica. Naar de ‘heimwee-achtige’ knuffel, die de werkelijke waarde van onze sociale contacten weergeeft. Maar ook naar de vlucht in ‘vrijheid’ van de buizerd, de regendruppels die m’n gezicht streelden en de vele ‘Guten tags’ van de groep wandelaars. Voor mij allemaal ontmoetingen die mij een mooi beeld geven van ‘Thuis’. Want in een goed ‘thuis’ wordt je geknuffeld, is er vrijheid en vriendelijkheid en gaan de sociale contacten niet schuil achter de wereld van ‘social media’. En soms lijkt thuis voor sommigen wel ver weg, vooral als je ‘ongerweags’ bent, zoals ik met het Pieterpad. Op dat moment klinkt het lied “Caledonia” van Dolores Keane in m’n oren. Voor mij een prachtige weergave van het heimwee dat velen hebben naar ‘thuis’. Maar ook een weergave van ons leven ‘ongerweags’ en onze reis op weg,……. naar ‘dat ene thuis’. En die weg is voor iedereen anders. Maar één ding over ‘dat ene thuis’ is volgens mij voor iedereen hetzelfde: “Let me tell you that I love you. I’ll think about you all the time.”