11 maart 2015
“Ik krijg een draaierig gevoel in m’n buik,…”
Met veel tegenzin kruip ik in alle vroegte vanonder mijn spiksplinternieuwe dekbed vandaan. Het zachte dons en de verwennende warmte verleiden mij, om deze wandeldag aan mij voorbij te laten gaan. Maar mijn drang om opnieuw aan het pelgrimspad te snuffelen kan de warme verleiding van het dekbed weerstaan. Ik zoek de enigszins kille badkamer op om mijn gezicht bloot te stellen aan de koude waterkraan. Een eerste blik naar buiten toont mij een mistige wereld. Het zicht is slechts enkele tientallen meters. Met veel moeite kan ik de spoorrails tegenover mijn huis waarnemen. Na de koude kraan trek ik mijn wandelkleren aan en schuifel stilletjes de trap af naar beneden. Mijn rugzak ligt al ingepakt te wachten op vertrek. Met het beschuitje en de kop melk schuif getrouw aan om de laatste teletekst berichten door te nemen.
De teletekstpagina’s worden gedomineerd door de berichtgevingen rondom de zware mishandeling van een van mijn NS-collega’s in Hoofddorp. Een verschrikkelijke gebeurtenis, die bij mijn collega diepe sporen na zal laten, zowel lichamelijk, geestelijk als emotioneel. Twee andere agressiegevallen met collega’s zetten de tragiek van de berichtgevingen alleen maar extra kracht bij. Het hele gevolg van de tragiek is een spontane ‘toeteractie’ van andere collega’s, om aandacht te vragen voor het agressieprobleem tegen spoormedewerkers. De politiek en vooral de media storten zich massaal op de onstane problematiek. Ik snuffel nog even ‘Facebook’ af en wordt overvallen door de diversiteit van de meningen over de zware mishandeling en de te nemen maatregelen. En allemaal hebben ze gelijk,….. zo lijkt het. Ik laat het ‘gelijk of niet gelijk hebben’ in het midden, maar neem mij voor om, tijdens mijn pelgrimage van vandaag, ook eens mijn gedachten over de vele agressiegevallen te laten gaan.
Zo stap ik met die gedachten om iets voor zevenen de mistige wereld binnen van het Limburgse land. De mist hult de omgeving van station Landgraaf in een ‘mystieke stilte’. Voor mij al meteen een huiveringwekkend beeld van de agressie waarmee we tegenwoordig te maken hebben. Agressie, van mensen die zich symbolisch en soms in de realiteit hullen in mistige sferen en angstaanjagende stiltes rondom hun personage. Het zijn de ‘storende onbekenden’ in onze vredelievende samenleving. In het treinritje richting mijn startpunt Sittard gaan de gedachten over deze ‘storende onbekenden’ met mij aan de haal; “Wie zijn zij, waar komen ze vandaan, wat is hun achtergrond?”. Sittard is ook gehuld in een grijze deken van mist. Na het instellen van mijn Gps vertrek ik, onder het donkere spoorviaduct door, voor een nieuwe ontdekkingstocht door ‘Pelgrimsland’.
Mijn eerste ontmoeting heb ik met de in mist gehulde hoge flats langs het spoor. Het zijn de ‘blikvangers’ aan de rand van de stad. Een van deze flats was enige tijd geleden het decor van het trieste gezinsdrama, waar een baby van grote hoogte van het balkon af naar beneden werd geworpen. Voor mij is het slechts één van de vele voorbeelden waar een gezin volledig verstoken is van een bron van liefde. Ik krijg een draaierig gevoel in m’n buik als ik besef dat er nog vele andere gezinnen zijn waar dergelijke drama’s kunnen plaatsvinden. In gedachten spreek ik een gebed voor bescherming uit, over al die kinderen die dreigen het slachtoffer te worden van huiselijk geweld. Ik wandel verder in de richting van het ‘Limbrichterveld’ en sta verwondert oog in oog met een wegkruis met de ‘dialecttekst’; ‘Heer Besjerm òs kènjer’. Ik slik een brok in m’n keel weg als ik plotseling voor een ‘kinderloze’ speeltuin sta; “Is dát dan de toekomst voor onze kinderen, nooit meer te kunnen spelen?”
Langs het goederspoor wandel ik het pittoreske ‘Limbricht’ binnen. Het thema, en vooral de zorg voor de kinderen is er in Limbricht diep ingeslepen als ik een verkeersbord passeer met de tekst ‘Denk aan de kinderen’. “Gelukkig, het bestaat nog.”; mijmer ik voor me uit. Door de smalle straatjes toont Limbricht zich van zijn mooiste kant. Vooral het ‘Kasteel van Limbricht’ is een pareltje temidden van de mist. Langs boerenakkers bereik ik het mooie ‘Limbrichterbos’. Op een smal bospaadje stap ik over enkele omgevallen boomstammen. De omgevallen stammetjes geven een beeld van de obstakels die kinderen moeten overwinnen gedurende hun jeugdtijd. Soms zijn het ernstige obstakels die bij het kind diepe sporen achterlaten die het kind meeneemt in z’n verdere leven. Een ‘eenzame boom’ in het mistige weiland staat symbool voor de eenzaamheid die de ernstige obstakels voor het kind tot gevolg hebben; ‘Er is niets ergers dan een kind dat moet opgroeien in eenzaamheid.’
Ik wandel het plaatsje ‘Born’ binnen en zie in de voortuin van een huis de blijde boodschap van een pasgeboren kind. “‘Lieke’ gaat een mooie toekomst tegemoet.”; zo is mijn stille wens voor het kind, waarbij ik besef dat die toekomst ook zomaar een andere kant uit kan gaan. “Als ze maar geen storende onbekende wordt?”; voeg ik er zachtjes aan toe. De weekmarkt heeft ‘Born’ omgetoverd in een gezellig dorpje met de heerlijkste geuren van versgebakken vis. Het kerkgebouw van Born hult zich in de mist. Ik passeer de ‘Sluis van Born’, waarbij ik het ‘Julianakanaal’ oversteek. In mijn gang langs het kanaal stuit ik opnieuw op een staaltje mileucriminaliteit. ‘Storende onbekenden’ hebben hun huisvuil schaamteloos aan de kant van de weg achtergelaten. Een van de gedachten die in me opkomt is; “Zouden die ‘onbekenden’ ook kinderen hebben? Zou dit dan een onderdeel van hun opvoeding zijn?” Je hoeft geen geleerde te zijn om te begrijpen dat kinderen die hun opvoeding op deze manier ontvangen potentiële ‘storende onbekenden’ kunnen worden. En een van de sleutelwoorden voor de mooie toekomst van ‘Lieke’ is gevallen,… ‘de juiste opvoeding’.
Via een verkeersrotonde bereik ik ‘Grevenbricht-Papenhoven’. Een leuk dorpje dat zich onthult als een voor mij vijftiger à zestiger-jaren dorpje. Daar waar een klein beetje de tijd heeft stilgestaan. Ik geniet van de mooie rijen knotwilgen langs de sloot en neem de fleurige witte sneeuwklokjes mee door mijn digitale fotolens. Vanaf de lange ‘Ruitersdijk’ draai ik een slingerende veldweg in door de weilanden en akkers van het ‘Land van Maas en Kanaal’. De mist trekt heel langzaam iets weg en het landschap stelt zich meer en meer open voor de ogen van de ‘wandelende pelgrim’. Bomenrijen die prachtig afsteken tegen de grijsachtige luchten en de kolossale knotwilgen langs de ‘Kingbeek’. Mijn ogen worden door en door verwend als ik ‘Hoeve de Maas’ passeer. Twee verliefde zwanen maken het nostalgische plaatje compleet.
Ik bereik het idyllische ‘Illikhoven’ waar ook de tijd jarenlang stil lijkt te hebben gestaan. Plotseling sta ik op een T-splitsing stil bij een slecht onderhouden wegkruis, waaraan de gekruisigde Jezus is genageld. Gevoelens kun je soms niet verbergen. En hier bekruipen mij de trieste gevoelens van een ‘mensheid’ die zichzelf heeft verwaarloosd en geen enkel oog meer heeft voor het ware leven zoals het hem is gegeven. Ons verwaarloosde leven, ons weggezakte geloof, de vergane hoop en de verkillende liefde worden voor mij bij dit slecht onderhouden wegkruis in één beeld gevangen. Het ‘uitgemergelde’ lichaam van de Jezus aan dit kruis staat symbool voor onze ‘uitgemergelde’ en in veel gevallen ‘totaal verwaarloosde’ wereld. Het tafereel in mij opnemende verbaasd het mij opeens niets meer dat er zoveel ‘storende onbekenden’ rondlopen op deze aarde. En we vinden het nog gek ook!
Met rillingen over mijn rug zet ik mijn wandeling over de slingerende veldweg voort en bereik het kleine ‘Vissersweert’. Als ergens de tijd lijkt stilgestaan te hebben dan is het wel in ‘Vissersweert’. Het buurtschap roept in mij een stukje heimwee op naar langvervlogen tijden uit mijn jeugd, toen er nog gewoon op straat gespeeld kon worden. Knikkeren, tollen, touwtje springen, stoepranden, voetballen, verstoppertje spelen. Het kon allemaal,… gewoon op straat. Op een houten bord op een van de huizen staat onder andere de tekst: ‘Welkom in dit huis. In dit huis wordt gelachen. In dit huis worden fouten gemaakt. In dit huis wordt ook weer alles in orde gemaakt.’ En ik denk; “Gelukkig, het bestaat nog.” Ja,… Vissersweert: ‘je zal er maar wonen.’ Langs de oevers van de ‘Maas’ wandel ik de ‘Maasvallei’ binnen en loop nu over de echte ‘Ruitersdijk’ in de richting van ‘Roosteren’.
Bij een houten zitbank neem ik even een rustmoment en warm mijzelf lekker op met een kopje hete bouillion. Vanaf de bank tuur ik langs de oevers van de Maas en bewonder met enige jalozie de rust van de grazende runderen. In de verte zie ik dat twee andere zwanen uit het water omhoog willen vliegen. Met inmiddels enige routine aarzel ik geen moment en zet de twee ‘laagvliegers’ vast op mijn digitale kastje. Het is werkelijk een prachtig gezicht. Als zwanen zwemmen zijn ze mooi, maar als ze vliegen,…… bijna geen woorden voor. Leunend over een hek bekijk ik nog een tijdje deze ‘kleine wonderen der natuur’. Enkele kilometertjes verder bereik ik het plaatsje ‘Roosteren’, dat vooral bekend is als een van de doorkomsten van de Sittardse Kennedymars.
Een kleine witte kapel trekt in Roosteren als eerste mijn aandacht. Op de gevel hangt een zwarte plaquette ter herinnering aan enkele slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Drie mannen en een vrouw lieten het leven. “Oorlog is onuitwisbaar”, is een van de teksten op de plaquette. En voor de Tweede Wereldoorlog geldt dit zeker. Maar mijn gedachten gaan uit naar de ‘onuitwisbare sporen’ die zijn en worden achtergelaten bij de vele kinderen vandaag de dag. ‘Onuitwisbare sporen’ die levens op jonge leeftijd verwoesten. Maar er is hoop, zo mag ik ook de boodschap lezen op deze plaquette met de tekst: ‘Roosteren werd weer opgebouwd. Op vele stenen zijn tranen gevallen…’ En tranen hebben een ‘helende werking’ bij het herstellen van verwoeste levens.
Als ik een stukje over het Kennedymarsparcours wandel springt even mijn sporthart weer op. Mijn wandeltempo gaat als vanzelf omhoog. Onderaan de bekende ‘Brug van Roosteren’ passeer ik herberg ‘De Tramhalte’, waar traditioneel, voor het ingaan van de laatste vijftien kilometer van de Kennedymars, twee snelle pilsjes achterover werden geschud. Nog vóór het passeren van de brug stokt mijn wandeltempo en sta ik opnieuw stil bij een monument ter herinnering aan de gesneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vijftien soldaten uit hetzelfde regiment gaven hun leven voor ‘Koningin en Vaderland’. Ondanks het drukke wegverkeer hul ik mij in een moment van stilte en gedenk de slachtoffers die ook gevochten hebben voor mijn vrijheid. En de gedachten komen in me op; “Wie vechten er nu voor onze vrijheid? En vooral de vrijheid voor onze kinderen? Wie biedt hen die vredelievende samenleving? Wie bindt de strijd aan tot het tegengaan van ‘storende onbekenden’? Ik steek het ‘Julianakanaal’ over op weg naar ‘Dieteren’.
Eenmaal in Dieteren maken de grijze luchten plaats voor het hemelsblauw. De kerktoren schittert in het landschap. En voor de derde keer sta ik stil bij een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Het maakt mij duidelijk dat de oorlog ook in ons eigen Limburg een grote impact heeft gehad. “Oorlog is onuitwisbaar”. Het betonnen wegkruis naast het monument leert mij dat er altijd hoop is, maar dat we die hoop ook niet moeten verliezen. Ook niet als het erom gaat de ‘storende onbekenden’ te helpen hun leven weer op de rails te krijgen, waarmee we de agressie in onze samenleving wellicht iets kunnen beteugelen. “Alle kleine beetjes helpen.”; zo is mijn opvatting na deze pelgrimsdag, die ik in een zonovergoten ‘Susteren’ beëindig.