Etappe 17/27: Gouda Goverwelle - Woerden 23,6 km

6 augustus 2015

“Vanuit de kajuit blijft het stil…..”

Met vernieuwde afschuw lees ik deze ochtend op ‘Social Media’ de geweldadige oproep van twee Duitse ‘IS-strijders’, om vooral in Duitsland en Oostenrijk bloedige aanslagen te plegen. Zij roepen hun aanhangers op om ‘ongelovigen’ te doden, als vergelding voor het beledigen van hun profeet. “De ongelovigen zijn als honden.”; zo is hun stelling. Belangrijkste doel van hun oproep is het zaaien van onrust, en ervoor te zorgen dat wij ons niet meer veilig voelen in onze vredige maatschappij. Daarover nadenkende vrees ik dat het deze zogenaamde ‘strijders’ nog gelukt is ook. Want, als nooit tevoren zijn wij ‘westerlingen’ zo bevreesd geweest voor de dreigingen en bedreigingen van, zoals ze vaker worden genoemd, anders denkenden. Maar voor mij staat één ding als een ‘paal boven water’; “De ‘gelovigen’ zijn zíj zeker niet!” En om precies kwart over vier op deze vroege ochtend nemen mijn gedachten al de vrije loop. “Wat je zaait, zal je oogsten.”; is mijn eerste antwoord, op de geweldadige oproep van twee mensen die geen enkel benul hebben wat hen te wachten staat, als zij met hun ‘pakketje aan daden’ moeten verschijnen, aan ‘het eind van hun levensrit’, bij ‘De Tuinman’.

Het is een ‘stevig’ begin van deze pelgrimsdag, en brengt mij naar het contrast tussen ‘ongelovigen’ en ‘gelovigen’, en het contrast tussen ‘onveiligheid’ en ‘veiligheid’. Over beide contrasten wordt in de huidige wereld door mensen eindeloos gediscussieerd. Het lijkt wel een ‘neverending story’. Ik wil mij niet al te zeer laten verleiden om mee te gaan in al dat gediscussieer, maar besluit om met een soort ‘open mind’ deze pelgrimsdag in het teken te zetten van de beide contrasten. “Man, waar begin je aan?”; bedenk ik, als ik om twintig voor zes in de ochtend op station Heerlen in de trein stap. “Ja ja, ik weet het, ik begeef me wel vaker op glad ijs!”; spreek ik mijzelf nog enigszins vermanend toe.

Met een muziekje op m’n hoofd reis ik door ‘wakker wordend’ Nederland, op weg naar de polders. Op weg naar een ‘veilige omgeving’, waar ik tot rust kan komen en mijn overwegingen de plek kan geven waar ze thuishoren. Vanwege geplande werkzaamheden maak ik een extra overstap op station Eindhoven. Mijn collega’s, in de trein en op de wal, hebben hun zaakjes prima voor elkaar. Heldere omroepberichten in en buiten de trein en behulpzaam personeel op het perron, om reizigers naar de aansluitende treinen te verwijzen. Ik krijg er zowaar een trots NS’er-gevoel van. Opvallend genoeg leert het mij dat ‘veiligheid’ iets is wat je samen creeërt. Het brengt mij tot de gedachte; ‘Ik help jou, jij helpt mij, samen geven we elkaar een fijn gevoel’. Na de overstap in Utrecht stap ik om iets voor half negen, op station Gouda-Goverwelle, de groene wereld binnen van de Nederlandse polders.

Na de oversteek van enkele houten bruggetjes wandel ik langs avonturen speeltuin ‘Grote en Kleine Lot’ het bos in van het ‘Steinse Groen’. Tussen een statige bomenrij door kijk ik uit over een vredig landschap waar je in de verste verte niet denkt aan de bedreigingen in de wereld. Ik heb opnieuw het voorrecht een ontmoeting te hebben met ‘De Tuin’ zoals die is bedoeld. Een plek om als mensen samen in vrede te leven en waar het ons aan niets hoeft te ontbreken. “Maar wat maken wij het onszelf toch vreselijk moeilijk?”; is mijn ontstellende conclusie, als ik de bedreigende oproep, van eerder op de dag, in herinnering neem. In de ogen van IS ben ik een ongelovige. Maar deze mensen hebben hun ‘huiswerk’ slecht gedaan, want gelovigen zorgen ervoor dat ze samen kunnen leven in een veilige onbedreigde wereld, waar ze in elkanders behoeften van eten, drinken en genieten voorzien. De gelovige zoekt daarvoor zijn steun en kracht bij zijn ‘Schepper’, die hem richting geeft in de samenleving. En de gelovige ontvangt in dankbaarheid het ‘geschenk’ van het leven in de vrijheid. “Tsja, dan ben ik maar een ongelovige.”; mijmer ik voor me uit, als ik links van me een kudde schapen passeer, die in alle rust geniet van hún vrijheid.

Vanuit een sloot wordt ik nagekeken door een waakzame reiger. Als blikken konden spreken dan is het wel nu. “Laat me met rust in mijn veilige omgeving, vriend wandelaar!”; is zijn indringende blik. Over de ‘Steinse Dijk’ bereik ik de oever van de ‘Hollandsche IJssel’. Enigszins jaloers bekijk ik de fraaie plezierboten langs de kades van de rivier. De tekst op een ophaalbrug spreekt mij toe: ‘Welkom in Haastrecht’. Het zijn de mooie woorden die vertellen op welke wijze je samen werkt aan veiligheid. Met een woord van ‘welkom’ geef je de ander als het ware ‘jou veiligheid’. Het is het toonbeeld van gastvrijheid die je geeft aan de ander, waarmee je alle vijandigheid buitensluit. Mij overvalt de gedachte dat ik dat een IS-strijder nog nooit heb zien doen, en ik vraag mij af; “Wat is hun basis van veiligheid? Hun geloof?” Een vertwijfelde koude rilling loopt over mijn rug als ik mijn wandeling voorbij ‘Haastrecht’ voortzet.

Ik passeer het gemaal ‘Stein Oudkoop’ en wandel het kleine buurtschap ‘Hekendorp’ binnen. Het ‘gelovige’ buurtschap maakt deel uit van de bekende ‘Bible Belt’, wat zichtbaar wordt in het mooie gebouw van de ‘Nederlands Hervormde Kerk’. Mijn oog valt op het opschrift aan de voorzijde van de gevel van het gebouw. ‘God is Liefde’, zijn de woorden die maken dat ik geloof. De God die ik aanbid is een God die niet wil dat het mij aan iets ontbreekt. Ik geloof in de God die onze aarde heeft geschapen met de mogelijkheid, voor mij als mens, daarop te leven in alle vrijheid en veiligheid. Ik geloof in de God die ons mensen een ‘vrije wil’ heeft gegeven, om daarmee in vrijheid naast elkaar te kunnen leven. Maar helaas maken veel mensen ‘misbruik’ van die vrije wil, om zichzelf te verreiken en zichzelf boven hun Schepper te plaatsen. En ook hierin geloof ik in mijn God van Liefde, die mensen, in de persoon van Jezus Christus, tegemoet wil komen als zij verkeerde keuzes in hun leven hebben gemaakt. En de IS-strijders? Ja, ook zij hebben een vrije wil, en de vrije keuze om met hun leven te doen wat zij willen. Maar ik geloof ook in de God die rechtvaardig is, en ieder mens, aan het eind van de levensrit, zal oordelen naar zijn daden en keuzes. Bij een historische brug poseer ik bij het ‘schaatsbankje’, ter gelegenheid van het 100-jarig jubileum van de plaatselijke IJsclub. De ‘veiligheid’ en de haast ‘heilige vrede’ van het kleine ‘Hekendorp’ geven mij precies het gastvrije gevoel dat zegt, ‘welkom’. En zo voel ik mij ook!

Bij de ‘Wilhelmina van Pruisenbrug’ krijg ik een prachtig symbolisch beeld voorgeschoteld van wat wij mensen elkaar aan kunnen doen. Als de ophaalbrug omhoog gaat passeert een ouder echtpaar met hun plezierboot de brug. Echter, door een ‘zeemansfout’ vaart de boot tegen de binnenkant van de brug, waardoor de boot half dwars op het water komt te liggen. Vanaf de oever hoor ik hoe de man en vrouw op de boot elkaar de schuld geven van het manoeuvre. Het gaat er hard aan toe. Intussen moeten andere plezierboten vol in de remmen om een aanvaring te voorkomen. Vanaf andere boten hoor ik gemopper en zelfs enkele verwijten. In ‘no-time’ staat er een kleine ‘botenfile’ waar de ‘wegenwacht’ van zou gaan sidderen. En plotseling valt het mij op dat er van alle aanwezigen op het water, niemand is die het oudere echtpaar te hulp schiet, om hen uit hun benarde positie te bevrijden. Jan en allemaal leunt achterover en schijnt te denken, ‘bekijk het maar’. Uiteindelijk vind het oudere echtpaar een uitweg vanonder de ophaalbrug en komt de vaarroute weer vrij. Hun deel, in het langsvaren van de andere boten, zijn kwaadaardige blikken, die van vrede en veiligheid niets weg hebben. “Wat triest!”; bedenk ik als ik mijn weg langs de ‘Hollandsche IJssel’ vervolg.

Over de grasdijk van het ‘Jaagpad’ bewonder ik de kleuren van de oeverbeplanting. Even later passeert mij over het water de boot met het oudere echtpaar. Nog steeds hoor ik verwijtende woorden die zij tegen elkaar spreken. Als de oudere vrouw het achterdek oploopt ziet zij mij op de oever wandelen. Ik aarzel geen moment en roep haar toe; “Goede morgen, wat is het toch heerlijk vandaag hé?”, en ik wijs met mijn armen naar de blauwe luchten boven ons. En ook nu, als blikken konden spreken, maar de vrouw kijkt me aan alsof ze zeggen wil; “Inderdaad, waar maken we ons druk om?!” Ze zwaait me toe met de woorden; “Ja, lekker.” Ik glimlach terug en hoor hoe zij haar man toeroept; “Zal ik wat koffie maken?” Vanuit de kajuit blijft het stil…..

Als ik het ‘mooiste stadje van het Groene Hart’ nader steek ik even de handen uit de mouwen, om mijn hulp aan te bieden aan een ‘sloepentrekker’. “Zo, ik ben goed bezig.”; stel ik wat grappig vast. Ik wandel langs de eerste huizen van ‘Oudewater’, zoals gezegd, ‘het mooiste stadje van het Groene Hart’. In de voortuin van een van de huizen prijkt het tekstbord, ‘Voor Anker’. Voor mij zijn het veelzeggende woorden over ‘veiligheid’. Voor anker gaan wil zeggen dat je een veilige plek hebt bereikt, waar je met een gerust hart aan kunt meren. Een plek waar je niet bang hoeft te zijn, voor mensen die je willen bedreigen. Voor anker gaan wil ook zeggen dat je je even terugtrekt, om op adem te komen. Voor even de bedreigende wereld achter je laten. Voor mij is ‘voor anker gaan’ ook een moment van het opzoeken van de stilte, in de nabijheid van ‘De Tuinman’. Want, ook daarin geloof ik, dat mijn God graag tijd met mij persoonlijk wil doorbrengen, om mij te helpen m’n weg te vinden in een bedreigende wereld.

In het kleine gezellige centrum van ‘Oudewater’ is van dreiging geen spoor te bekennen. Het lijkt erop alsof ‘fietsend Nederland’ is neergestreken in ‘het mooiste stadje van het Groene Hart’. De terrassen zijn overvol en bij de viskraam staat een lange rij mensen te wachten op hun ‘Kibbeling met knoflooksaus’. Ik geniet met enorme teugen van dit vredige en veilige tafereel. Maar ondanks de verleiding, van de geuren van de heerlijke gebakken vis, wordt ik weggetrokken naar een plekje in ’t groen, net even buiten het pittoreske dorp. Op een houten vlonder, langs het kleine riviertje de ‘Lange Linschoten’, neem ik plaats voor een korte pauze. In de schaduwrijke plek gaat mijn rugzak af en laat ik mijn benen, over de rand van de houten vlonder, ‘bungelen’ boven het koele water.

Ik schrik even op als ik in een ‘fluistersloep’ een echtpaar voorbij zie varen waarvan de vrouw ‘oben ohne’ languit ligt te zonnen. “Deze mensen moeten zich wel héél erg veilig voelen.”; is mijn reactie op hun vrijpostigheid. Ik pak mijn spullen weer bij elkaar en wandel verder langs de ‘Noord Linschoterdijk’. Een trotse witte haan laat zich van zijn ‘beste kant horen’ als ik koers zet richting de passage van de autoweg A12. De laatste stukjes van deze ‘pelgrimsdag’ reigen zich aaneen. Woerden komt in zicht. Een langgerekte laan met kaarsrechte bomen brengen mij aan de grens van mijn eindbestemming. De contouren van Woerden tonen mij een vredige en veilige stad, dat extra benadrukt wordt door de molen die iets prijsgeeft van de Nederlandse gastvrijheid.

Op het station van Woerden neem ik plaats op het bankje naast de lift op perron vijf. Met de muziek van Mindy Smith, ‘Down in Flames’, in m’n oren besef ik dat ons leven hier op aarde soms heel hard is. Maar niet omdat er mensen zijn die geloven in de ‘Boodschap van Liefde’, maar door mensen die zichzelf verheffen boven alles en iedereen. Om iets voor twee uur in de middag stap ik in de trein op weg naar huis. Op weg naar de ‘veilige thuishaven’.