Etappe 18/27: Woerden - Breukelen (22,6 km)

25 augustus 2015

“Niets meer om van te dromen …”

Al een tijdje volg ik de ontwikkelingen over de enorme toestroom aan vluchtelingen naar Europa. De meningen hierover lopen behoorlijk uiteen. Grote groepen mensen wil de vluchtelingen graag de helpende hand toesteken. Andere groepen zien de vluchtelingen liever weer zo snel mogelijk naar het land van herkomst vertrekken. In alle vroegte, aan het begin van deze nieuwe pelgrimsdag, probeer ik mijzelf ook een beeld te vormen van de toestroom aan vluchtelingen. Het eerste beeld dat in me opkomt is dat alle vluchtelingen mensen zijn die hun eigen land ontvluchten vanwege het massale geweld en de vaak bizarre leefomstandigheden. In hun land is nauwelijks sprake van een economie of een ‘zorgmaatschappij’, zoals wij die in Europa en in Nederland kennen. Sociale voorzieningen zijn ook nauwelijks voorhanden en er zijn amper mogelijkheden om te studeren. Door veelal religieus geweld komen de mensen er in het geheel niet aan toe een mooie en veilige toekomst op te bouwen.

In de hoop in Europa een beter en veiliger leven op te bouwen, zetten deze mensen hun eigen leven op het spel, door een gevaarlijke reis over de Middellandse Zee te maken. Velen hebben inmiddels hun weg naar die nieuwe toekomst met hun leven moeten bekopen. Als in een flits schieten enkele beelden van TV aan mij voorbij, waar wanhopig huilende mensen, kleumend van de kou in een gammel bootje, zich geen enkele raad meer weten. Hun levens hangen aan een zijden draadje en de kans om ooit een nieuw leven op te bouwen verdwijnt als sneeuw voor de zon. De aangrijpende beelden brengen mij bij de gedachte of eerder de vraag; “Een nieuw leven opbouwen?” En ik vraag mij af; “Hoe zag hun ‘eigen huis’ eruit? Konden ze nog weleens terug naar hun ‘ouderlijk huis’, om samen herinneringen op te halen aan zorgeloze tijden met dromen over een mooie toekomst? Wat bracht hen zover om hun eigen ‘huis en haard’ achter te laten?”

Het maakt me wat triest van binnen, als ik bedenk dat mensen hun met zorg opgebouwde toekomst los moeten laten. Stel je voor dat jij je eigen oude vertrouwde huis en omgeving achter moet laten. Al je toekomstplannen liggen aan duigen. Er is niets meer om op te bouwen. Niets meer om van te dromen…… En ik denk terug aan mijn eigen ‘ouderlijk huis’ waar ik opgroeide. Dat was jarenlang ‘mijn thuis’. Die veilige plek waar je kon eten, slapen, spelen en waar je werd opgevangen. En eigenlijk was ’t het huis waar je je leven opbouwde. Waar je werd klaargemaakt voor je eigen toekomst, je eigen huisje en je eigen gezinnetje. Wat voor mij het ‘ouderlijk huis’ was, zo is voor de vluchteling het ‘eigen land’, een plek waar je te allen tijde terug zou moeten kunnen gaan. En plotseling slaat de schrik mij om het lijf, als ik bedenk dat miljoenen mensen wereldwijd, van vluchteling, families tot kinderen, nóóit meer terug kunnen naar hun ‘eigen thuis’.

Vanuit de trein kijk ik naar de donkere luchten buiten en luister naar het lied ‘The House That Build Me’ van Miranda Lambert. Een lied over ‘heimwee’, naar de plek, of je eigen land, waar je zo van houd en waar al je dierbare herinneringen liggen. Het brengt mij bij de wens dat álle vluchtelingen ooit weer terug kunnen gaan naar een zorgeloos land waar zij weer mogen bouwen aan die mooie toekomst uit hun vroegere dromen. Ik ‘vul’ mijn rugzakje met de gedachten over mijn ‘ouderlijk huis’ en hun ‘eigen land’ en begin mijn pelgrimsreis om kwart voor negen in de ochtend vanaf station Woerden, op weg naar de Utrechtse polders. De spitse kerktoren van Woerden steekt contrastrijk af tegen de grijze wolken aan de horizon. Een regenachtige dag ligt in het vooruitzicht. Met een laatste blik op de voorgevel van het station volg ik de eerste markeringen van het ‘Floris-V-pad’. Op dat moment vraag ik mij af wat de laatste blikken van de vluchteling waren, die zijn eigen huis en haard achterlaat? Wat waren zijn laatste gedachten en herinneringen aan het huis waar hij of zij opgroeide? Het lijkt mij een verschrikkelijk idee, het huis waar je werd opgebouwd uit het zichtveld te zien verdwijnen, in de wetenschap dat je er nooit meer terug zult keren. En voor je ligt een ‘open weg’ vol onzekerheden. Ik slik een brok in m’n keel weg, als ik aan de overzijde van de ‘Oude Rijn’ een luxe villa zie, waar kleine kinderen in de kamer zorgeloos aan het spelen zijn.

Een mooi natuurrijk wandelpad voert mij verder langs de ‘Oude Rijn’. Als een klein wondertje verdwijnen de regenachtige wolken en maken plaats voor heldere blauwe luchten. De eerste zonnestralen, tussen de wolkendekken door, verwarmen aangenaam mijn gezicht. Het regenjasje gaat al snel uit en ik hul mij in m’n toepasselijke blauwe zomerkleur. Voor even kan ik mijn trieste gedachten over de vluchtelingen loslaten, en gun ik mijzelf de rust en de tijd om een bijzonder stukje natuur in mij op te nemen. Als de zon steeds meer de overhand krijgt over het landschap neem ik bij een picknickbank plaats aan een houten tafel. Met m’n gezicht naar de zon sluit ik mijn ogen en vouw mijn handen. In stilte spreek ik mijn dankbaarheid uit voor dit intieme moment in ‘De Tuin’. Ik kan niet anders dan ook mijn zorgen, over al die vluchtelingen, kenbaar maken bij de ‘Tuinman’. In de hoop dat mijn woorden ‘Heer, ik begrijp het niet’ ingang mogen vinden, vervolg ik mijn weg verder langs de ‘Oude Rijn’.

Bij ‘Breeveld’ stuit ik op een oud houten karrewiel, dat aan de muur van een gevel is bevestigd. Bovenop het wiel is met smeedijzer de tekst aangebracht: ‘Het Levensrad’. Als ik de spaken in het wiel nader bekijk valt het mij op dat ze allemaal wel een beetje verschillend zijn. Het is voor mij op dat moment een symbolische weergave van de verscheidenheid aan levensstijlen hier op aarde. De levensstijlen van de mensen wereldwijd zijn op geen enkele wijze met elkaar te vergelijken. Maar één ding hebben zij allen met elkaar gemeen. In het ronde houten wiel, met daaromheen de ijzeren wielband, mag ik zien dat wij als mensen de opdracht hebben gekregen om elkaar bijeen te houden. Om er samen voor te zorgen dat het ons aan niets hoeft te ontbreken. Het ‘Levensrad’ is aaneensluitend rond en vormt daarmee symbolisch één geheel met de verscheidene levensstijlen die de spaken voorstellen. De ijzeren wielband staat voor mij symbool voor God. Het houten wiel drukt ons geloof uit dat zich vast mag houden aan Hem, de ijzeren wielband. De spaken geven daarin onze vrije keuze van leefstijl weer. Samen vormt het dan één geheel. Maar helaas hebben sommigen van de ijzeren wielband een ‘losse wielband’ gemaakt, waardoor dat mooie ene geheel aan alle kanten is beginnen te rammelen. In ‘spoortaal’ heet dat een ‘losse wielband’, die in het ergste geval zelfs een ontsporing kan veroorzaken. En ik vraag mij af; “Zeg ik iets raars, als ik zeg dat de wereld behoorlijk aan het ontsporen is?”

In de nabijheid van het buurtschap ‘Houtdijken’ brengt een fraai doorkijkje, over een weiland met grazend paard, mij weer terug op aarde. Een kudde rustende koeien geven mij een symbolische ‘draai om de oren’ met blikken van; “Ga je ook weer wat genieten vriend?” En gelijk hebben ze. Ik passeer het gemaal van ‘Gervers Cope’ en zie op de gevel van een modernere boerderij de tekst hangen: ‘Groot Genoeg’. Een prachtige en eenvoudige uitdrukking aan de mensen om te zeggen dat de aarde ‘Groot Genoeg’ is voor ons allemaal. We hebben het totaal niet nodig om oorlog te voeren om een eigen stukje land te veroveren. Er is plaats genoeg! Er borrelt een enorme boosheid in me op, bij de gedachten dat er mensen zijn die anderen op de vlucht doen slaan, omdat zij menen dat er te weinig plaats is voor hun ‘kalifaatje’. En mijn boosheid wordt alleen maar groter, als ik besef dat de ‘daders’ donders goed weten wat er gedurende de ‘vluchtreis’ met de vluchtelingen zal gebeuren. Dat mensen zullen sterven, dat herinneringen worden verwoest, dat dromen worden vernietigd, dat er niets meer wordt opgebouwd…………

Langs de ‘Hollandse Kade’ wandel ik het uitgestrekte polderlandschap binnen. Vanuit het niets stormt een kudde onrustige koeien aan mij voorbij. “Misschien denken ze dat ik de boer ben?”; vraag ik mij af. Als de kudde ziet dat ik maar een ‘gewone wandelaar’ ben druipen ze teleurgesteld af. “Alweer niks te halen.”; hoor ik hoe enkele koeien tegen elkaar loeien. Aan het eind van de ‘Hollandse Kade’ komt het kleine plaatsje ‘Kockengen’ in beeld. Middels een bord met de tekst ‘Welkom in Luilekkerland’ wordt ik vriendelijk ontvangen in een wereld van rust, ruimte, vrede en veiligheid. Wat een contrast met eerder op de dag, van de beelden op TV met wanhopige vluchtelingen in een gammel bootje. Wij hoeven het natuurlijk niet, maar onbewust voel je je soms nog schuldig ook. Het roept een machteloos gevoel in me op, en het besef dat je bijna niets kunt doen tegen de toenemende vluchtelingenstroom. Waarbij voor hen het ‘Luilekkerland’ nog héél ver weg is.

Vlak voor ‘Kockengen’ wordt ik begroet door een ooievaar en een reiger in één fotoshot. Met dat unieke plaatje op m’n netvlies wandel ik het plaatsje Kockengen binnen. Het is een klein gastvrij polderplaatsje en nodigt mij uit om er even een korte pauze te maken. Na een rondgangetje bij de ‘Hervormde kerk’ verlaat ik langs de viskraam, met versgebakken kibbeling geuren, het dorp in de richting van het water ‘Grote Heicop’. Daar maak ik de oversteek met het kleine ‘Voetveer van Joostendam’. Een leuk avontuurlijk ‘veerpont tochtje’ waar je jezelf met een draaiwiel naar de andere oever brengt. Vreemd genoeg roept dat het contrast op tussen mij, die hier zelf z’n overtocht in de hand heeft, en de vluchteling die bij zijn overtocht afhankelijk is van onbetrouwbare mensensmokkelaars.

Ik wandel verder langs de brede sloot van ‘Bijleveld’. Even later sta ik oog in oog met de ‘Spengense Molen’. ‘Hollandscher’ kun je het bijna niet krijgen. Het laat mij iets zien van een stukje identiteit dat jou ‘ouderlijke huis’ of je ‘eigen land’ heeft. Het is iets van jezelf en waar je jezelf in herkent. Iets waar je telkens weer naar terug wilt gaan. De vluchteling is op weg naar iets wat die níet kent. Naar iets wat níet van hemzelf is. Iets, waarvan die niet weet of die daar wel wil zijn, laat staan er naar terug wil gaan. Het roept in mij een verontrustende gedachte op. Over de dijk bij ‘De Geer’ bereik ik de ‘Dooijersluis’ en wandel de ‘Veenkade’ op. Al snel passeer ik de Paviljoentoren ‘De Grote Sniep’. Bij het kruispunt van de ‘Boterwal’ en de ‘Aa’ neem ik plaats op een houten zitbank, waar ik een weids uitzicht heb over de uitgestrekte polders.

Opnieuw heb ik zicht op een kudde rustig grazende koeien. En voor het eerst deze dag overvalt mij een gevoel van berusting. En ik denk terug aan ‘Het Levensrad’. Hoe erg het met de vluchtelingen allemaal ook is, ik heb mijn eigen levensstijl, ja m’n eigen leven. En binnen dat leven heb ik genoeg om aan te bouwen. Natuurlijk aan mijzelf, maar ook aan mijn gezin, mijn vrouw, mijn familie, mijn vrienden, mijn collega’s, mijn broeders en zusters, mijn naasten,……. en ik mag meebouwen aan de wereld als geheel. Het ‘ouderlijk huis’ heeft mij geleerd hoe ik dat mag en kan doen. Op een manier van respect en liefde voor de ander. Mijn ‘ouderlijk huis’ wordt nu bewoond door andere mensen,… maar in mijn herinnering is en blijft ’t, het ‘ouderlijk huis’; “Wat zou ik er graag nog eens terug willen.”