12 september 2015
“En het tafereel begint mij te ontroeren,…”
Al een paar dagen heb ik een enorme drang om weer op pelgrimage te gaan. Ik besluit dan ook, bij wijze van uitzondering, een keer op zaterdag te gaan pelgrimeren. Waar die drang vandaan komt weet ik niet goed, ik heb gewoon zin om te gaan. Misschien is het wel het lied dat mij al dagen achtervolgt. Ray Bonneville’s lied ‘Where Has My Easy Gone’ zingt over de vraag; “Waar is mijn onbezorgdheid gebleven?” Het lied roept al een tijdje de nodige vragen in mij op, die ontstaan vanuit ons soms ‘jachtige leven’ in deze wereld. Vooral de vraag; “Waar is mijn kinderlijke onbezorgdheid van vroeger gebleven, toen ik nog een kind was?”
Wat was het leven als kind toch simpel. Je speelde buiten met vriendjes, tijd bestond niet. Als je honger kreeg rende je snel naar huis. Met een boterham ‘op de vuist’ weer snel terug naar buiten, en pas weer naar binnen als mama vanaf de voordeur je naam riep. Dan was het wassen en werd er gegeten, nog even TV kijken of een spelletje en dan naar bed. De volgende dag was weer nieuw en je deed waar je zin in had. Tijd om ergens over na te denken hoefde niet, alles ging vanzelf. Er was niets om je zorgen over te maken, behalve dan hoe je je voetbalwedstrijdje tegen je vriendjes moest gaan winnen. Het onbezorgde leven als kind was heerlijk. En nu, vele jaren later stel ik mij de vraag; “Where Has My Easy Gone?” Ik neem het lied vandaag mee op pelgrimage en ik wil nadenken over de vraag; “Wat is er gebeurt dat ik mijn kinderlijke onbezorgdheid ben kwijtgeraakt?”
Na een korte ontmoeting met een van mijn walcollega’s stap ik om iets voor half zeven in de trein richting Sittard. Daar maak ik de overstap voor mijn reis naar het Noord-Hollandse landschap. In de stiltecoupé in de eerste klasse hoor ik het luidruchtige gesprek tussen de kinderen en de ouders van een jong gezin. “Hoor je niet een beetje stil te zijn in zo’n coupé?”; mompel ik zachtjes voor me uit. En voor even stoor ik mij aan de luidruchtigheid, van vooral de moeder. Er zitten verder geen andere mensen in de trein en al snel denk ik; “Och, wat maakt het uit. Misschien hebben zij nog iets van die kinderlijke onbezorgdheid bewaart.” Ik laat het los en begin wat aantekeningen te maken in mijn schriftje. Het mag niet zo zijn, want na enkele regels is mijn pen leeg en verdwijnt mijn schriftje weer in de rugzak. De mp3-speler gaat aan en mij bereiken de zachte klanken van het lied ‘Footsteps Fall’ van Eddi Reader. Een lied dat het verhaal verteld over iemand die geniet van de onbezorgde liefde tussen twee mensen. Het is het verhaal van de stilte die valt, als die liefde is verdwenen. Voor mij is het een mooie parallel tussen de onbezorgdheid van het kind en het kind dat zijn onbezorgdheid stilaan kwijtraakt in zijn groei naar volwassenheid.
Nog voordat ik in Hilversum aan mijn wandeling begin begrijp ik dat de groei naar volwassenheid, voor het kind bezorgdheid met zich meebrengt. Het kinderlijke maakt plaats voor een nieuwe levensfase, waarin de verantwoordelijkheid in het kind groeit. Die levensfase ben ik doorlopen en de verantwoordelijkheden namen met de jaren steeds meer toe. En zo ook de bezorgdheden. “Wat zou ik graag weer iets terug willen hebben van die kinderlijke onbezorgdheid van vroeger.”; zijn de woorden waarmee ik op station ‘Hilversum Media Park’ mijn pelgrimage richting ‘Weesp’ begin. Een passarelle, in de vorm van een ronde tunnel, brengt mij langs de gebouwen van waaruit de Nederlandse Televisie programma’s worden uitgezonden. Ik passeer de studio’s van RTL en Talpa. Langs de gebouwen van Avro en Tros bereik ik de rand van het ‘Spanderswoud’.
Het ‘Spanderswoud’ lijkt inderdaad op een soort woud. Hoge statige beukenbomen geven precies de mystieke sfeer van een woud weer. Mijn gedachten gaan als vanzelf terug naar mijn kindertijd, toen ik met mijn vriendjes ging spelen in óns ‘Lammersbosje’. Het was eigenlijk maar een heel klein restantbosje, maar voor ons kinderen was het ‘De Jungle’ waar Tarzan & Jane de meest fantastische avonturen beleefden. We knoopten oude fietsenbanden aan elkaar, die we aan de hoogste takken van de bomen ophingen. Al gillend en schreeuwend slingerden we ons een weg, door ons eigen kleine woud. Plotseling schiet mijn oog een stukje naar links en sta ik oog in oog, in het ‘Spanderswoud’, met een mannelijke ree. De volwassen bok kijkt vol bezorgdheid mijn kant uit. “Ja, dat is als je volwassen wordt.”; fluister ik zachtjes, in de richting van het prachtige dier. Heel even aarzel ik, maar even later heb ik de bok voor mijn fotolens en leg hem vast op de gevoelige plaat. Als geluk een gezicht zou hebben, dan zou het eruit zien als het mijne op dat moment.
Even verderop sta ik voor de ingang van een uit takken gemaakte ‘wigwam’. Ik kan mijn geluk niet op, als ik terugdenk aan al die wigwams die ik vroeger met mijn vriendjes heb gemaakt. We waren onbezorgde indianen en cowboys die met elkaar bevriend waren, zoals ‘Old Shatterhand & Winnetou’. En we waren vastberaden er een vredige wereld van te maken, waar nooit meer oorlog zou zijn. “Wat is er toch met de wereld gebeurd?”; is de vraag die mij wakker maakt uit deze korte kinderdroom. Ik wandel verder door het grillige woud en bereik het ‘Ankeveensepad’. Ik wordt er begroet door een kleurige wereld van bloemen en grassen, en de glinsteringen van de eerste sloten van de dag. De donkere contouren van het woud maken plaats voor een zee van licht, temidden van weilanden en nostalgische boerderijen. Mijn oog valt op het tekstbordje op een van de boerderijen: ‘Wat hoop jij?’. Als in een flits roep ik in mijn gedachten alle mensen op, zichzelf deze vraag te stellen. Benieuwd naar de vele duizenden antwoorden op die vraag wandel ik het natuurgebied in, van de ‘Ankeveense Plassen’.
Nog niet eerder heb ik mij zó onbezorgd gevoeld tijdens een van de vele wandelingen langs het ‘Pelgrimspad’. De natuurrijke wereld van de ‘Ankeveense Plassen’ maakt duidelijk dat je je bezorgdheid best wel eens los kunt laten. Het is een wereld die je oproept om weer even kind te zijn, om gewoon weer even onbezorgd te zijn. Ik ben getuige van een wereld vol groen en de onbezorgdheid van de vogels, die zich tegoed doen aan de gewassen. Ik moet plotseling denken aan een tekst in mijn ‘Tuingids’, waar staat: ‘Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven?’ En als nooit tevoren voel ik mij een bevoorrecht mens, temidden van de ‘De Tuin’. Bij een van de sloten kniel ik neer en spreek mijn dankbaarheid uit over de onbezorgdheid die mij op dat moment ten deel valt.
Het ‘Floris-V-Pad’ strekt zich verder voor mij uit en ik bereik de oevers van de echte ‘Ankeveense Plassen’. Hier valt alle zorg van mij af en is volledige ontspanning mijn deel. Opnieuw voel ik mij als het kind, dat met z’n vriendjes ging spelen bij de bekende ‘Rode Beek’ op de ‘Brunssummerheide’. Daar zwommen we in het ijskoude water van de bron en speelden we op blote voeten voetbal op de uitgestrekte zandverstuivingen. Ik wandel langs de ‘Spiegel en Blijkpolderplas’ en heb een fenomenaal uitzicht op de kerktoren van ‘Nederhorst Den Berg’. Een klein zeilbootje vaart over de plas, voorlangs de kerktoren. Via de ‘Dammerkade’ wandel ik intussen langs de oevers van rivier ‘De Vecht’. Het natuurschoon rijgt zich aaneen en als uit het niets sta ik oog in oog met een ‘Witte Buizerd’. Het is gek, maar ik ervaar een stuk kinderlijke onbezorgdheid die langgeleden nog zo vanzelfsprekend was. Voor even zingt het lied weer door m’n hoofd: ‘Where Has My Easy Gone?”
In de verte zie ik hoe de lange TV-Toren bij Hilversum boven de horizon uitsteekt. Het natuurrijke landschap wordt er zichtbaar door ontsiert. Het uitzicht over ‘De Vecht’ brengt echter weer de nodige rust in het landschapsbeeld. Plezierbootjes varen af en aan. Vlak voor de ophaalbrug over de ‘Gooilandseweg’ vaart een luxe plezierjacht aan mij voorbij. Op het voordek zitten een vijftal oudere mannen rondom een tafel gezellig bijeen. De een met een wijntje de ander met een biertje. Zonder het gesprek mee te krijgen stel ik mij voor dat deze volwassen mannen hun oude herinneringen aan het ophalen zijn, aan de tijd van hún kinderlijke onbezorgdheid. Zij praten over indianen en cowboys, over Tarzan en Jane, over Old Shatterhand en Winnetou. Zij praten over hun groeiende verantwoordelijkheid en het stichten van een eigen gezin. Zij praten over de wijsheden die zij na vele jaren hebben opgebouwd. En op het voordek van hun prachtige luxe boot praten zij over hun teruggekeerde kinderlijke onbezorgdheid op hun oude dag. En het tafereel begint mij te ontroeren, als ik bedenk dat ik ook weer een tijd tegemoet zal zien van kinderlijke onbezorgdheid. Dat alles weer vanzelf gaat.
De ‘Gooilandseweg’ brengt mij tot bij ‘Fort Uitemeer’. Een oud ‘Bastion’ uit de tijd van de ridders. Niet voor niets is het gelegen langs het ‘Floris-V-Pad’. Voor even zie ik mijzelf weer met mijn zelfgemaakte houten zwaardje staan zwaaien. Op m’n hoofd een dikke wollen muts die de helm van de ridder moest voorstellen. Met m’n zwaard vooruit rende ik door de straat roepende; “Ivanhoe,… Ivanhoe,…”. Ik vervolg mijn weg langs ‘De Vecht’ en neem op een houten aanlegsteiger even een korte pauze. Nog wat wegdromend over de ridders kijk ik naar het natuurrijke groen langs het water. Na de passage van de spoorwegovergang over de ‘Keverdijk’ wandel ik, via een houten sluisje, het moerassige gebied in van het ‘Naardermeer’. Temidden van hoge rietkruinen schiet een enorme zwerm ganzen voor me op. Al kwetterend vliegen ze vlak boven m’n hoofd, op weg naar een rustiger plekje. De zwarte runderen in een weiland trekken zich van mij niets aan en blijven onbezorgd en lui in het gras liggen. Op de picknickplaats naast de ophaalbrug over de ‘Uitwatering van het Naardermeer’ neem ik even tijd voor een hapje en een slokje. De boterham ‘op de vuist’ smaakt nog steeds als vroeger.
Met een typische Hollandse windmolen in het vizier wandel ik de laatste meters langs de moerassen van het ‘Naardermeer’. Een houten klaphekje voert mij langs de molen en langs de spoorlijn in de richting van ‘Weesp’. Vanaf de dijk, over de ‘Lange Muiderweg’, krijg ik zicht op de mooie kerktoren van de Laurenskerk. Ik passeer een kleine jachthaven en bereik het ‘Torenfort aan de Ossenmarkt’, genoemd ‘Bastion de Bakkerschans’. Het scheelt niet veel of ik ren met mijn houten zwaardje langs de Middeleeuwse kanonnen; “Vuur,… vuur!!” Met nog zo’n negenhonderd meter te gaan tot het station sta ik opeens voor de afgesloten ophaalbrug van de ‘Lange Muiderweg’. Vanwege onderhoudswerkzaamheden is de enige brug, die toegang geeft tot het centrum van Weesp, niet toegankelijk. Een korte raadpleging op mijn Gps-toestel leert al snel dat ik meer dan acht kilometer moet omlopen om mijn eindbestemming te bereiken. Al mopperend begin ik aan mijn ‘verplichte ommetje’, langs de noord-oostelijke kan van rivier ‘De Vecht’ en langs de zuid-westelijke kant weer terug. Een dik uur later bereik ik het historische centrum van ‘Weesp’. Rond half vijf in de middag stap ik in mijn trein naar huis, met in m’n bagage nieuwe wijsheden voor een kinderlijk onbezorgde oude dag. Voor nu ben ik echter nog niet klaar met de zoektocht uit het lied, ‘Where Has My Easy Gone?’