29 september 2015
“…en het diepe geluk van toen borrelt stilletjes in me op.”
Mijn laatste ontmoeting met het ‘Pelgrimspad’ ligt alweer zo’n twaalf dagen achter me. Sinds die dag gaan mijn gedachten regelmatig terug naar die lachende zwerver, onder de brug bij de ‘Singelgracht’ in Amsterdam. Het laat me niet los dat deze man, ondanks zijn bedroevende omstandigheden, toch een blik van volkomen geluk in zijn ogen had. Vooral zijn onbezorgde uitstraling maakte een diepe indruk op me. “Wat heeft deze man wat ik niet heb?”; vraag ik mij al dagen af. Ik heb zoveel dromen, nog zoveel ideeën en nog zoveel wensen. Terwijl ik eigenlijk álles heb, ben ik toch bezig met te dromen over toekomstige dingen. En dan zie ik weer die blik van de zwerver voor me opduiken. En misschien heeft deze man vroeger ook wel dezelfde dromen gehad als ik, om later te ontdekken dat het diepe geluk niet ligt in de dromen van morgen.
Ik heb het eerste gedeelte van de wandelroute voor vandaag enigszins omgelegd, met de bedoeling iets meer te zien van de échte ‘Amsterdamse Jordaan’. Het is mijn voornemen om een korte stop te maken bij de monumenten van de ‘Parels van de Jordaan’. Want dat waren de muzikanten Johnny Jordaan, Tante Leen en Manke Nelis. Het is mijn kleine ‘droompje’ voor vandaag, kennis te maken met een stukje ‘oer-Amsterdamse’ cultuur. Met de omgelegde route hoop ik dat kleine stukje ‘Oud-Amsterdam’ te ontmoeten. Het is ook mijn verlangen, en een beetje mijn droom, om het ‘Rode Amsterdamse fietsje’ te fotograferen voor mijn jongste dochter. Helaas geeft de omlegging van de route niet aan waar het fietsje staat. “Nou, dan laat ik mij maar verrassen.”; zo ben ik vastbesloten. Om vijf uur in de vroege ochtend rij ik met de auto naar station Heerlen. Daar stap ik in de eerste trein van de dag in de richting van onze nationale hoofdstad.
Als ik in Sittard overstap, voor mijn rechtstreekse trein naar Amsterdam, gaat al snel mijn mp3-speler aan. Twee liedjes verder wordt ik getrakteerd op het schitterend gevoelige ‘Dreaming My Dreams’ van Alison Kraus. Met een brok in m’n keel denk ik terug aan al mijn dromen als kind en aan al de dromen van mij en mijn vrouw. Ik denk aan de dromen die mijn kinderen hebben. Ik denk aan al die dromen van mensen, vroeger en nu. “Ieder mens heeft toch zijn dromen?”; mijmer ik zachtjes voor me uit. En zo neem ik het besluit om de pelgrimage van vandaag een ‘dromerig randje’ te geven, en mijn ontmoeting met de stad, de polder en de natuur, over te geven aan het woordje ‘dromen’. Het lied van Alison Kraus laat mij treffend weten dat ik ‘mijn dromen mag dromen’. En de zwerver laat mij weten dat mijn diepe geluk niet te vinden is in mijn dromen, maar in hele andere dingen. En zo is het mijn wens vandaag, een glimp op te vangen van dat diepe geluk.
Het is tien voor acht als ik het stationsplein van het centraal station in Amsterdam betreedt. De zon schijnt uitbundig en op dit vroege uur is het al een drukte van belang, in de stad die nooit rust kent. Bij mijn eerste stappen vliegen de fietsers mij links en rechts om de oren. Met enig kunst en vliegwerk bereik ik de eerste typische Amsterdamse straatjes langs de grachten. Bij de ‘Brouwersgracht’ steek ik de monumentale ‘Melkmeisjesbrug’ over, die nog herinnert aan de ‘melkmarkt’ uit vroeger jaren. Vanaf het bruggetje wandel ik langs de bekende ‘Herengracht’. Als ik langs de ‘Leliegracht’ wandel wordt mijn kleine droom van het ‘Rode Amsterdamse fietsje’ bewaarheid. Tegen de reling van de brug streelt het met bloemen versierde fietsje mijn ogen en kan ik de gedroomde foto voor mijn jongste dochter maken. En de gedachten van de zwerver bezorgen mij het stille besef dat het diepe geluk in deze kleine dingen ligt.
Via opnieuw enkele grachtenbruggen bereik ik de ‘Prinsengracht’, waar Anne Frank haar dagboek schreef. Bij de ingang van haar oude huis staat, ruim een half uur voor de opening, een lange rij mensen te wachten, om ‘Het Achterhuis’ te bezoeken. Het jonge meisje heeft, jaren na haar dood, een nog steeds onuitwisbare indruk achtergelaten bij duizenden, zoniet miljoenen mensen. En misschien zijn het wel mensen die, hier in ‘Het Achterhuis’, iets van hun verloren dromen hopen terug te vinden. Voor even, door de ogen van Anne, een glimp willen opvangen van het diepe geluk, dat Anne ook, ondanks haar bizarre omstandigheden, wist te vertalen in haar dagboek. Een dagboek, dat eigenlijk het verhaal verteld van het diepe geluk in de kleine dingen.
Enkele meters voorbij Anne’s huis glijden mijn ogen hoog de lucht in naar de top van de beroemde ‘Westerkerk’. In gedachten hoor ik hoe de ‘Amsterdamse Tenor é Napolitano’, zoals ‘Willy Alberti’ liefkozend werd genoemd, zijn lied laat klinken: “O mooie Westertoren hoog in die blauwe lucht…” Toepasselijker kon het niet zijn, want de ‘Westertoren’ schittert werkelijk in de blauwe lucht van vandaag. En ik kan mijn kleine diepe geluk haast niet op, als ik even later bij het beeldje sta naast de kleine Anne Frank. Mijn pelgrimage vandaag is nog maar amper begonnen of ik zing van binnen ‘Dreaming My Dreams’. Ik wandel voorbij ‘De 9 Straatjes’ en bereik via de ‘Berensluis’ een van de bekendste wijken van onze hoofdstad ‘De Jordaan’.
Aan het begin van de ‘Elandsgracht’ sta ik tussen de ‘Parels van de Jordaan’. Ik zet mijzelf op de gevoelige plaat met Johnny Jordaan, Tante Leen, Manke Nelis en accordenist Johnny Meijer. Het waren de onbezorgde liedjes van deze mensen die de inwoners, van Nederlands bekendste volksbuurt, nieuwe dromen bezorgden. Eenvoudige liedjes en eenvoudige teksten zorgden voor een diep gelukkig gevoel, bij hardwerkende mensen, die met heel weinig moesten zien rond te komen. Maar zij behielden de dromen en koesterden het diepe geluk van het eenvoudige leven. Ik zie de prachtige houten gevels langs de gracht en zing heel stilletjes voor me uit; “Bij ons in de Jordaan, van je hela hola, hop faldera,……”; en het diepe geluk van toen borrelt stilletjes in me op.
Even voorbij de ‘Rozengracht’ vergaap ik mij aan een antieke Londense Taxicab. Al helemaal verbaas ik mij over de vrijmoedige reiger, die mij in alle rust vanaf het dak van een auto aanstaart. “Ben je aan het dromen?”; vraag ik voorzichtig. In mijn fantasie hoor ik hoe die fluistert; “Ssst, ik ben aan het genieten!” Met een grote glimlach op m’n gezicht wandel ik langs de ‘Bloemgracht’ en tuur nog eenmaal in de verte naar die ‘mooie Westertoren in die hoge blauwe lucht’. Na de ‘Admiralengracht’ maak ik kennis met het zachte groen van het ‘Erasmuspark’. Het ‘Oude Amsterdam’ ligt achter me en ik snuif voor het eerst vandaag het frisse groen van de bomen op. Bij het verlaten van het park sta ik oog in oog met een gigantische IJsbeer, die zijn klauwen dreigend naar me uitsteekt. Ik stel het dier gerust dat ik hem niks zal doen en alleen maar even met hem op de foto wil. Het ‘beestje’ is goedaardig en streelt mij zachtjes over het bolletje. “Wat kan diep geluk toch eenvoudig zijn.”; zo lach ik mijzelf toe. Ik bedank de beer voor de gastvrijheid en maak een ‘rondje om de Augustanakerk’.
Bij mijn ‘rondje om de kerk’ passeer ik de kleine ‘Stiltetuin’ naast het kerkgebouw. ‘Van harte welkom in De Stiltetuin’ is de tekst op het bordje bij de ingang van de tuin. Met de polders in het vooruitzicht voelt het als een warm welkom door ‘De Tuinman’ zelf. En ik bedenk; “Zo heeft God het ook bedoeld. Dat wij op z’n tijd even de stilte opzoeken, om even op rust te komen. Of als wij onze dromen even kwijt zijn, of ons leven van de rails is geraakt, wij welkom zijn bij Hem. Dat wij in de stilte op zoek gaan naar dat kleine diepe geluk, waar je als mens naar verlangt.” En voor mij kan het contrast niet treffender zijn. Op de achtergrond, het rumoer van die stad die nooit rust kent, en hier het groen van ‘De Tuin’, waar de stilte je terugbrengt naar de rust. Het is de stilte die je doet beseffen dat ons diepe geluk alleen maar te vinden is in de kleine eenvoudige dingen. En ik moet denken aan de mensen in ‘De Jordaan’, die ondanks moeilijke tijden eensgezind en blij waren met een eenvoudig lied. En ik moet denken aan de woorden die staan opgetekend in mijn ‘Tuingids’; “Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige.” En zo heeft ‘De Tuinman’ het bedoeld. “En de zwerver heeft het begrepen.”; flitst het door me heen.
Ik wandel verder langs de ‘Erasmusgracht’ en door het ‘Gerbrandypark’. Op het ‘Café Plein ’40-‘45’ slenter ik heel even over de weekmarkt van ‘Amsterdam Nieuw-West’. Het is er gezellig en de geuren van gebakken vis beginnen de lucht te vullen. Maar helaas, de verkoop is nog gesloten. “Tsjonge, wat had ik daar zin, een stuk gebakken vis.”; zijn mijn gedachten, als de geuren mij verleiden. Ik zoek maar snel de oevers op van de ‘Haarlemmervaart’ en sta even voorbij ‘De Plastische Tekens in Steen’ aan de rand van ‘De Lange Bretten’, een klein stukje groen langs de ‘Haarlemmervaart’. Na een doorkijkje op een Hollandse molen en de passage van de volkstuinen van ‘De Groote Braak’ struin ik langs het zogeheten ‘Zijkanaal F’. De blauwe luchten weerspiegelen prachtig in het heldere water. Via de ‘Spaarndammerdijk’ passeer ik het buurtschapje ‘Halfweg’.
Het kleine buurtschapje in het ‘Zuid-Kennemerland’ kenmerkt zich door de vele woonboten langs de oevers. De ene nog mooier dan de andere. Hier hebben mensen misschien wel hun dromen waar gemaakt. De droom om in alle rust en vrijheid te genieten van de stilte. Temidden van de bossen, aan de rand van een vijver, zie ik hoe een drietal oudere mannen hún droom aan het waarmaken zijn. Turend naar het dobbertje van hun vishengel zie ik ze in alle rust met elkaar praten. “Misschien hebben ze het wel over hun dromen.”; zo stel ik mij de inhoud van hun gesprek voor. Aan een andere vijver zit een man in z’n eentje ineengedoken te turen naar zijn dobbertje. Zijn houding verteld het verhaal van een leven vol strijdt, tegenslagen en vervlogen dromen. Met zijn blik over het water komt de man tot het besef dat zijn diepe geluk ligt in het simpele turen naar een dobbertje, en het vinden van innerlijke rust en stilte aan de rand van een vijver.
Voorbij de ‘Amsterdamse Golfclub’ wandel ik opnieuw de ‘Spaarndammerdijk’ op kijk vanaf de dijk over de uitgestrekte polders bij ‘Spaarnwoude’. Het is een wereld van groen en blauw, een wereld van vogels en wijdse blikken. In het warme zonnetje liggen paarden heerlijk te rusten en misschien ook wel te dromen. In de weilanden bij de kerk is een koppel zwanen bezig met hun diepe geluk. En de koeien in hetzelfde weiland grazen, naast een kleine molen, hun buikjes rond en zijn tevreden. Ik passeer het buurtschap ‘Penningsveer’ en duik via een houten klaphekje een klein groengebiedje in langs de oevers van de ‘Binnen Liede’. Even later wandel ik door de smalle straatjes van het plaatsje ‘Haarlemmerliede’. Voorbij het monumentale kerkgebouw sta ik bij de ingang van de plaatselijke begraafplaats. Op de muur, aan de buitenzijde, staat in grote letters opgetekend: ‘Heer, herinner U de namen…’ Het is een laatste hoopvolle oproep voor hen, wiens dromen misschien nooit zijn uitgekomen. Een oproep aan Hem, als laatste strohalm, reikend naar het kleine wonder van het diepe geluk.
Ik passeer het ‘Fort bij de Liebrug’ en heb nog maar een paar kilometertjes te gaan tot het station van Haarlem. Ik sla rechtsaf en wandel over de eigenlijke houten ‘Liebrug’. Links van me de spoorlijn, rechts van me een schitterend uitzicht over de ‘Binnen Liede’. Station ‘Haarlem Spaarnwoude’ is een kunstzinnig hoogstandje. Na de passage van een klein industrieparkje steek ik het kanaal van de ‘Binnen Spaarne’ over. Een paar honderd meter verderop check ik, op het monumentale station van Haarlem, in voor mijn lange treinreis naar Landgraaf. Eenmaal in de trein zoek ik op m’n mp3-speler opnieuw het liedje op van Alison Kraus, ‘Dreaming My Dreams’. Met het geluid van de suizende spoorrails op de achtergrond mijmer ik weg in een nieuwe droom. Een droom waarin ik ontdek dat het diepe geluk van ieder mens is weggelegd in de kleinste dingen van het leven.